
Jurisprudentie
BJ3376
Datum uitspraak2009-07-22
Datum gepubliceerd2009-07-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808961/1/M2
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808961/1/M2
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 29 oktober 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Mill en Sint Hubert (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid B.V. Landgoed de Princepeel een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een mestbewerkingsinstallatie aan de Volkelseweg 57 te Wilbertoord. Dit besluit is op 31 oktober 2008 ter inzage gelegd.
Uitspraak
200808961/1/M2.
Datum uitspraak: 22 juli 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [appellanten sub 2], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Mill en Sint Hubert,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 oktober 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Mill en Sint Hubert (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid B.V. Landgoed de Princepeel een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een mestbewerkingsinstallatie aan de Volkelseweg 57 te Wilbertoord. Dit besluit is op 31 oktober 2008 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 december 2008, en [appellanten sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 december 2008, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten sub 2] hebben een nader stuk ingediend. Dit stuk is aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 juni 2009, waar [appellant sub 1], in persoon en bijgestaan door mr. drs. H.A. Pasveer, advocaat te 's-Hertogenbosch, en het college, vertegenwoordigd door J. van Liempd, zijn verschenen. Voorts is ter zitting B.V. Landgoed de Princepeel, vertegenwoordigd door M. Smits en bijgestaan door mr. P.P.A. Bodden, advocaat te Nijmegen, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. De bij het bestreden besluit vergunde inrichting betreft een mestbewerkingsinstallatie met een verwerkingscapaciteit van 48.500 ton.
2.2. Ingevolge artikel 20.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer kan, voor zover hier van belang, een belanghebbende tegen een besluit op grond van deze wet beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.3. Het college stelt zich op het standpunt dat [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] vanwege de afstand van hun woningen tot de inrichting niet zijn aan te merken als belanghebbenden.
[appellant sub 1] en [appellanten sub 2] betogen dat het college hen als omwonenden ten onrechte niet als belanghebbende aanmerkt. [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] voeren in dit verband aan dat zij - ongeacht de afstand van hun woningen tot de inrichting - vanwege de mestbewerkingsinstallatie en de daarbij behorende activiteiten zoals opslag, geurhinder ondervinden. [appellant sub 1] voert verder aan dat hij hinder ondervindt als gevolg van het grote aantal vervoersbewegingen van en naar de inrichting, omdat deze vervoersbewegingen verlopen langs zijn woning aan de Van Ophovenlaan.
2.4. Wanneer krachtens de Wet milieubeheer een vergunning voor een inrichting wordt verleend, worden omwonenden slechts als belanghebbende aangemerkt, wanneer ter plaatse van hun woning gevolgen van deze inrichting kunnen worden ondervonden.
2.5. Ter zitting is vast komen te staan dat [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] en andere wonen op een afstand van 1.250 meter of meer van de inrichting waarvoor bij het bestreden besluit vergunning is verleend. Gelet op deze afstand en op de aard van de inrichting, is het niet aannemelijk dat ter plaatse van de woningen van [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] gevolgen van de inrichting kunnen worden ondervonden.
Ten aanzien van het betoog van [appellant sub 1] dat hij hinder ondervindt als gevolg van het verkeer van en naar de inrichting, wordt overwogen dat volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling de gevolgen voor het milieu van het verkeer van en naar de inrichting niet meer aan het in werking zijn van de inrichting worden toegerekend, indien dit verkeer zich door zijn rijgedrag niet onderscheidt van het overige verkeer dat zich op de betrokken weg kan bevinden. Gelet op de ligging van de uitrit van de inrichting aan een doorgaande weg en de afstand van de uitrit tot de woning van [appellant sub 1] van ten minste 1.250 meter, zal verkeer van en naar de inrichting ter plaatse van die woning zich niet meer onderscheiden van het overige verkeer. Daarom zal ter plaatse van die woning geen hinder vanwege het verkeer van en naar de inrichting worden ondervonden dat aan het in werking zijn van de inrichting kan worden toegerekend.
[appellant sub 1] en [appellanten sub 2] zijn dan ook niet aan te merken als belanghebbenden, zodat zij in het door hen ingestelde beroep niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Van Leeuwen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2009
373-584.